3. Sociaal domein
Tekorten op Jeugdhulp
De stijging van het aantal jeugdigen in specialistische jeugdhulp en de stijging van de kosten/zorgzwaarte blijft doorzetten. Specifiek is de stijging van de kosten bij een kleiner aantal erg complexe trajecten, al dan niet met verblijf, een trend en daarmee ook een risico. Verder is er een risico dat met name (systeem)aanbieders die verblijfs- of intensieve jeugdhulp bieden voor complexe problematiek niet uitkomen met de huidige tarieven. Dit is een landelijke/regionale ontwikkeling die ook voor Amstelveen consequenties kan hebben. Bij verblijfszorg is de zorgvraag dusdanig complex(er) dat de groepen verkleind moeten worden of soms individuele verblijfszorg noodzakelijk is. Door de aanhoudende arbeidsmarktproblematiek kunnen aanbieders in de problemen komen, kunnen ze de zorg niet meer of later bieden of hebben ze te maken met hoge kosten voor inhuur van tijdelijk personeel. Dit kan leiden tot vragen voor incidentele of structurele bijdragen vanuit gemeenten. De gemeente is met (boven)regionale gemeenten en andere samenwerkingspartners in gesprek om noodzakelijke en passende zorg te kunnen blijven bieden. De financiële impact van deze ontwikkelingen is nog onvoldoende te overzien.
Vanwege bovenstaande risico’s werd al ingezet op kostenbesparende maatregelen. In 2024 is en in 2025 wordt er extra ingezet op kostenbesparende maatregelen. In 2023 was de opbrengst van de kostenbesparende maatregelen circa € 0,9 miljoen. Elke verwijsgroep heeft zijn eigen maatregelen, onder meer de inzet van POH GGZ’s jeugd (huisartsen), het preventief werken van jeugdhulpverleners op scholen (gemeente), het eerder signaleren en aanpakken van onveiligheid (jeugdbescherming). Ook wordt er door de gemeentelijke jeugdhulpverleners op casusniveau vooraf en tijdens trajecten gestuurd op de passendheid, lengte en zwaarte van de ingezette zorg. Dit gebeurt ook op aanbiedersniveau door contractmanagement, beleid en ondersteuning.
De extra uitgaven boven de primitieve begroting jeugdhulp zijn in Amstelveen t/m 2025 incidenteel gedekt. Voor 2025 e.v. is het ook afwachten welke landelijke wijzigingen er komen om invulling te geven aan de bezuiniging waarvoor het Rijk zich verantwoordelijk heeft gesteld. De wijzigingen kunnen zowel invloed hebben op de inkomsten vanuit het Rijk als het lokale volume (onder andere door mogelijke inperking reikwijdte jeugdhulp). De gesprekken over de Hervormingsagenda tussen onder andere VNG en Rijk verlopen moeizaam en de voorstellen vanuit het Rijk ten aanzien van de concrete invulling van de bezuiniging laten nog op zich wachten. Amstelveen kiest ervoor om de kosten voor 2024 en 2025, op een enkele post na, incidenteel te dekken. Dit geeft voor de komende twee jaar rust in de begroting en geeft de gelegenheid de gevolgen van alle veranderingen uit te werken. Vanaf 2026 zijn de (lokale) uitgaven structureel gedekt; onder voorbehoud van de uitwerking van de maatregelen die het Rijk uitwerkt.
Jeugdbescherming (Gecertificeerde instellingen)
De gecertificeerde instellingen (GI), ook wel jeugdbescherming, voeren preventieve en gerechtelijke maatregelen uit om de veiligheid van kinderen in onveilige situaties te vergroten en te borgen. De uitdagingen bij de betrokken organisaties in de veiligheidsketen voor jeugd zijn al jaren groot. Het personeelstekort en het verloop is groot. De problematiek bij jeugdigen wordt zwaarder door de jaren heen. Na vele kritische rapporten, noodkreten van de betrokken organisaties en verscherpt toezicht door de inspecties Jeugd en Zorg en Justitie en Veiligheid op de jeugdbescherming in Noord Holland zijn betrokken partijen, waaronder vakbonden, VNG en ministerie van V&J opnieuw in gesprek gegaan. Uitkomst van dat gesprek is onder andere een lagere caseload voor de betrokken professionals van de GI’s. Deze is al eerder verlaagd in onze regio, maar dat is in de praktijk niet altijd haalbaar en ook nog onvoldoende. Een van de verbetervoorstellen met financiële consequenties is een bindend landelijk tarief voor alle gecertificeerde instellingen. Dit tarief is ingevoerd per 2024. Inhoudelijk zien we wel dat het aantal gezinnen met een preventieve of gerechtelijke maatregel daalt door de jaren heen. De omvang van het risico is mede afhankelijk van in hoeverre de tariefstijging en de nu zichtbare daling van het aantal gezinnen elkaar opheffen.
Risico voor de nabije toekomst is dat de organisatie van de veiligheidsketen de komende jaren hervormd wordt vanuit het landelijk toekomstscenario jeugd- en gezinsbescherming. Hier kunnen incidenteel en structurele financiële consequenties aan vast zitten, waaronder transitiekosten voor de overgang van de huidige naar de nieuwe inrichting van de keten. De consequenties hiervan worden vanaf 2025 in kaart gebracht. Vooruitlopend organiseert het Sociaal Team Intensieve Vrijwillige Hulpverlening (IHV), ter voorkoming van jeugdbescherming en inzet van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
Tekorten op Wmo
De eenzijdige invoering door het Rijk van een vast, laag abonnementstarief voor Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2019 heeft bij gemeenten ervoor gezorgd dat sprake is van een aanzuigende werking waardoor het volume van het aantal aanvragen sinds de invoering aan het groeien is. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in te gaan voeren voor voorzieningen waarop nu het abonnementstarief van toepassing is. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2027 en wordt verder uitgewerkt door het Rijk.
Tot de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt verwacht dat het aantal aanvragen en gebruikers, met name voor Hulp bij huishouden op het huidige hoge peil zal blijven. Dit ook vanwege de demografische ontwikkelingen, waaronder de toename van het aantal ouderen. Het rijksbeleid leidt ook op andere vlakken tot meer vraag in de Wmo, zoals beleid dat gericht is op het langer thuis blijven wonen, tekorten op de woningmarkt en in de verpleeghuiszorg. Daarnaast is het zo dat er personeelstekorten zijn bij gecontracteerde partijen. Op het moment dat deze personeelstekorten worden opgelost zal dit leiden tot meer ingezette zorg waar kosten uit voort vloeien. De houdbaarheid en beheersbaarheid van de Wmo-uitgaven en een deugdelijke bekostiging daarvan is nadrukkelijk onderwerp van overleg tussen Rijk en VNG. Naast rolneming, uitvoeringspraktijk en inhoudelijke sturing wordt ook een eigenstandige financieringsvorm met op de Wmo toegesneden geobjectiveerde indexering onderzocht c.q. overwogen. Vooruitlopend daarop heeft het Rijk heeft binnen de Rijksbegroting voor de jaren 2026-2029 oplopend € 75 miljoen per jaar gereserveerd voor een aanvullende compensatie bovenop de reguliere indexering vanwege demografische ontwikkeling (autonome groei zorgvraag).
Uitkeringen levensonderhoud (Bijstandsgelden)
Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie. Dit budget wordt objectief bepaald. Als gemeenten meer of minder uitgeven aan bijstandsuitkeringen blijft dit voor rekening van de gemeente. Dit BUIG-budget gaat alleen over de uitkeringsgelden. De bekostiging van de ambtelijke uitvoeringskosten wordt geacht plaats te vinden via de algemene uitkering gemeentefonds.
Zoals ieder objectief verdeelmodel brengt ook dit verdeelmodel voor- en nadeelgemeenten met zich mee. Amstelveen behoort relatief bezien in dit model tot de grotere voordeelgemeenten. De werkelijke uitkering BUIG 2024 van het Rijk bedraagt € 26,3 miljoen versus de werkelijke bijstandsuitgaven van € 20,9 miljoen.
Uit inhoudelijk verdiepingsonderzoek bij de grootste voor- en nadeelgemeenten blijkt dat er een verband bestaat tussen positieve financiële resultaten en de invulling die gemeenten geven aan beleid en uitvoering. De positieve Amstelveense scores uit het onderzoek bevestigen dat. Dat correspondeert met het feit, dat Amstelveen tegelijkertijd veel meer middelen inzet op re-integratie dan het hiervoor beschikbare budget van het Rijk. Op het totaal van de bijstandsgelden én de re-integratiegelden is per saldo sprake van een geringer voordeel. Het voordeel op bijstand/re-integratie is in de Amstelveense begroting ingezet binnen het gehele sociaal domein ter dekking van (een deel van) het tekort op de bekostiging van de Jeugdhulp.
Door het voordeel op de BUIG structureel in te zetten ter dekking van het tekort op Jeugdhulp zijn tot dusverre pijnlijke ingrepen voorkómen. Maar dit maakt de structurele begrotingspositie wel kwetsbaarder op dit onderdeel. Een terugloop van het BUIG-voordeel is nu een budgettair risico.
Daarbij spelen de volgende risico's:
- Het verdeelmodel en de relatieve voordeelgemeenten en nadeelgemeenten blijven in de aandacht staan van het Rijk. Dit zou kunnen leiden tot een aanpassing van het verdeelmodel en daarmee een lagere uitkering voor relatieve voordeelgemeenten.;
- Onder de noemer ‘Participatiewet in balans’ wordt door het Rijk een aantal wijzigingen van de Participatiewet voorbereid. Op dit moment zijn de financiële gevolgen voor gemeenten (nog) niet duidelijk.
- De verdeling van het landelijk budget gaat via diverse maatstaven. Schommelingen in de volumes van deze maatstaven kunnen van jaar tot jaar leiden tot schommelingen in het te ontvangen budget. Hier is niet op te sturen.;
- Een landelijke toename van de inzet van loonkostensubsidie naar loonwaarde kan ertoe leiden dat het Amstelveense aandeel in het budget voor uitkeringsgerechtigden kleiner wordt. Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie. Van oudsher zijn er in Amstelveen in verhouding minder inwoners die gebruik maken van een voorziening voor mensen met een arbeidsbeperking.
- Bij de huidige arbeidsmarktkrapte daalt het (landelijke) bijstandsvolume. Een lager macro-budget betekent ook een lager herverdeelvoordeel. Daarnaast is het (relatief geringe) Amstelveense bijstandsbestand veel minder “beweeglijk” dan het landelijk bestand. Bijstandsgerechtigden die kunnen werken zijn in Amstelveen voor een groot deel reeds aan het werk. De krapte op de arbeidsmarkt heeft daardoor in Amstelveen een minder groot effect op het aantal bijstandsgerechtigden;
Bij de financiële gevolgen van deze risico’s gaat het al snel om serieuze bedragen. Een nadeel van 10% op het huidige budget correspondeert met een bedrag van rond de € 2 miljoen.